de boom staat op de bergen

En de boom...




En de boom staat op de bergen. Ha-li ha-lo.
En de boom staat op de bergen. Ha-li ha-lo.

1.En aan die boom daar kwam een tak, een reuze tak,
een pracht van een tak, ach jongens wat een tak was dat!

en de tak van de boom...

En de boom staat op de bergen. Ha-li ha-lo.
En de boom staat op de bergen. Ha-li ha-lo.

2.En aan die tak daar kwam een blad, een reuze blad,
een pracht van een blad, ach jongens wat een blad was dat!

(en de tak van de boom,) en het blad van de tak...

En de boom staat op de bergen. Ha-li ha-lo.
En de boom staat op de bergen. Ha-li ha-lo.

3.En aan dat blad daar kwam een nest, een reuze nest,
een pracht van een nest, ach jongens wat een nest was dat!

(en de tak van de boom, en het blad van de tak,) en het nest van het blad...

En de boom staat op de bergen. Ha-li ha-lo.
En de boom staat op de bergen. Ha-li ha-lo.

4.En in dat nest daar kwam een ei, een reuze ei,
een pracht van een ei, ach jongens wat een ei was dat!

(en de tak van de boom, en het blad van de tak, en het nest van het blad,) en het ei in het nest...

En de boom staat op de bergen. Ha-li ha-lo.
En de boom staat op de bergen. Ha-li ha-lo.

5.En uit dat ei daar kwam een jong, een reuze jong,
een pracht van een jong, ach jongens wat een jong was dat!

(en de tak van de boom, en het blad van de tak, en het nest van het blad, en het ei in het nest,)
en het jong uit het ei...

En de boom staat op de bergen. Ha-li ha-lo.
En de boom staat op de bergen. Ha-li ha-lo.

6.En aan dat jong daar kwam een veer, een reuze veer,
een pracht van een veer, ach jongens wat een veer was dat!

(en de tak van de boom, en het blad van de tak, en het nest van het blad,
en het ei in het nest, en het jong uit het ei,)
en de veer aan het jong...

En de boom staat op de bergen. Ha-li ha-lo.
En de boom staat op de bergen. Ha-li ha-lo.

7.En aan die veer daar kwam een hoed, een reuze hoed,
een pracht van een hoed, ach jongens wat een hoed was dat!


(en de tak van de boom, en het blad van de tak, en het nest van het blad,
en het ei in het nest, en het jong uit het ei, en de veer aan het jong,) en de hoed aan de veer...

En de boom staat op de bergen. Ha-li ha-lo.
En de boom staat op de bergen. Ha-li ha-lo.